Contact | Word lid | Vlaamse Stam | Bezoeken | Pers
De leenverhefrekeningen 1365 – 1644 van het grafelijk leenhof de Burg van Veurne, Deel 1: 1365 – 1500
In deze bronnenpublicatie worden de rekeningen van de inning van het verhefgeld op leengoederen, afhangend van het grafelijk leenhof Burg van Veurne, uitgegeven.
Leengoederen waren meestal onroerende bezittingen: gronden en hofsteden op het platteland of woningen in de stad, maar ook ambten of renten konden een leengoed zijn. Van het bezit van dit soort goederen en van de verandering van eigenaar, door overlijden en erfenis, koop en verkoop, schenking onder levenden of naasting werd een uitgebreide administratie bijgehouden, in allerlei soorten documenten: aangiftes, ontvangstbewijzen van aangifte, toelatingen tot verkoop, betaling van belasting op een verkoop, kadasters en vooral in rekeningen van de betaling van het leenverhefrecht. Dit laatste was een belasting die door een nieuwe eigenaar diende betaald te worden bij de verwerving van een leengoed en gold op elke mogelijke vorm van verandering van eigenaar (erfenis, koop, schenking, naasting).
De administratie gebeurde door het grafelijk leenhof van de Burg van Veurne, één van de 17 (kasselrij-)leenhoven binnen het graafschap Vlaanderen. Het ressort van dit leenhof viel grosso modo samen met het gebied van de kasselrij Veurne, dit is de streek in het uiterste westen van de huidige provincie West-Vlaanderen: het gebied achter de IJzer met verder naar het zuiden, het gebied rond Poperinge en ten westen van Ieper (beide steden niet inbegrepen) tot Loker in het uiterste zuiden.
Veel meer dan in de andere grafelijke leenhoven bezaten de bewoners er één of enkele, veelal kleine, leengoederen. Door het grote aantal leengoederen en bijgevolg talrijke betalingen van verhefgelden was binnen het leenhof de Burg van Veurne een speciale ontvanger aangesteld die jaarlijks in zijn rekeningen de inkomsten van de betaling van de leenverhefgelden optekende. Deze reeks rekeningen bleef nagenoeg volledig intact bewaard over de periode 1365 tot 1644. Zij vormen een zeer waardevolle bron voor het volgen van het bezit van leengoederen. Gezien de meeste veranderingen van eigenaar gebeurden door erfenis van de overleden vader kunne hierdoor soms (zeer) lange vader-zoon relaties gereconstrueerd worden, wat die rekeningen ook voor genealogisch onderzoek in een ver verleden bijzonder interessant maakt.
In dit boek hebben we in een eerste deel, voor de periode 1365 - 1500, de verhefrekeningen per rekenjaar ontleed en de betalingsposten geschikt in tabelvorm: plaats waar het verhefgeld werd geïnd, nieuwe eigenaar, manier van verwerving, vorige eigenaar, relatie van de nieuwe met de vorige eigenaar, de inhoud (soort met desgevallend oppervlakte of geldwaarde) en aantal achterlenen.
Deze gegevens werden aangevuld met gegevens uit erbij aansluitende bronnen: we vermelden uit de baljuwrekeningen de gegevens m.b.t. de inning van een aparte belasting die goldt op verkoop en de mandementen voor verkoop na toelating door de Rijselse Rekenkamer. Wanneer er ook losse aangiftes op perkament van bezit van een leengoed bewaard bleven vermelden we ook de referentie naar de bewaarplaats ervan en het stuknummer.
Het boek heeft formaat A4, telt 400 blz. + illustraties en bevat een plaats- en naamindex.

